Geschiedenis spoorwegen
in en om
Roosendaal

 
Niets uit deze website mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van kopie, op digitale of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van auteur en/of webmaster.
 

Het Stationsplein te Roosendaal, 1908-1948

 
Behalve in de laatste jaren toen het Roosendaalse Stationsplein overhoop ging voor de aanleg van nieuwe autobushalten, waarbij ook de fontein uit 1955 werd verplaatst, is er nog nooit aandacht besteed aan de inrichting van het Roosendaalse stationsplein in vroeger dagen. In dit beeldverhaal gaan we in op de geschiedenis tot de herinrichting na de Tweede Wereldoorlog.
 
 
Kort na de bouw van het voor Roosendaal reusachtige stationsgebouw was het voorplein nog een troosteloze zandvlakte. Het duurde tot ver in 1908 eer deze zandvlakte bestraat was met 'kinderkopjes'. Van enige onderbreking door middel van plantsoenen of bloemperken was geen sprake, of het moest zijn dat de sigarenkiosk van de Gebroeders Van Wely een grasveldje om zich heen kreeg.
Gezicht vanaf het stationsgebouw in de richting van het kantoor van Van Gend & Loos, echter nog zonder opslagloods ernaast. Die kwam pas in 1921 tot stand. Rechts staat de sigarenkiosk uit 1908. Links verrees in 1919 een fietsenstalling. Ansichtkaart uit circa 1915.
 
 
Voor- en zijgevel van de sigarenkiosk van de Gebroeders Van Wely op het Stationsplein, 1908-1933. De uiteindelijke uitvoering wijkt maar in geringe mate af van de bouwtekening. Tekening Marius Broos, Roosendaal.
 
 
Voor de Staatsspoorwegen was verharding voldoende; verfraaiing behoorde niet tot de 'core business' van het bedrijf. Maar in de jaren van de Eerste Wereldoorlog werd het beheer en onderhoud van het Stationsplein overgedragen aan de gemeente. Rond 1920 begon die met enige verfraaiing.
De ansichtkaart uit circa 1925 toont rond de sigarenkiosk een grillig gevormde, ongeveer rechthoekige, plantsoen en een eindje verderop in de richting van de Stationsstraat (juist voor de visitatiezaal) een klein perkje. Sinds 1919 stond er een houten keet als fietsenstalling (met afmetingen 9,4 x 6,1 meter buitenlangs en geschikt voor circa 100 rijwielen), pal tussen de ingang naar het goederenemplacement en die naar de elektriciteitscentrale. Aan de noordzijde is dit terrein afgezoomd met enige beplanting en zelfs bomen.
 
 
Gezicht vanuit de Stationsstraat op het Stationsplein, circa 1925. Op de voorgrond is het ronde perkje met wat struiken te zien. Rond de sigarenkiosk ligt het grillig gevormde, ongeveer rechthoekige, plantsoen.
 
 
Gezicht vanuit de Stationsstraat op het stationsgebouw, circa 1925. Links is het ronde perkje met wat struiken te zien.
 
 
Gezicht vanuit de Stationsstraat op het stationsgebouw, circa 1925. Op de voorgrond, rond de sigarenkiosk van de Gebroeders Van Wely, ligt het grillig gevormde, ongeveer rechthoekige, plantsoen.
 
 
Gezicht vanaf het 'Hotel Central' op het Stationsplein, circa 1925. Er is nog volop ruimte voor alle soorten van verkeer. In de plantsoenen links (bij de sigarenkiosk) en rechts staan paaltjes met daarop de tekst: ´SS, EIGEN TERREIN´.
 
 
Situatietekening uit 1933. Duidelijk zijn de plantsoenen en groenstroken uit de jaren 1920-1933 te onderscheiden. De fietsenstalling uit 1919 werd in 1932 verplaatst naar het stationsvoorplein, kort bij de uitgang. Op de tekening (bij het pijltje) is nog vaag de oorspronkelijke plek van de rijwielstalling te zien. Wat echter niet klopt, is de omvang van de fietsenstalling op de nieuwe plek. Dat blijkt uit een verticale foto vanuit de lucht in 1937. Kennelijk is hier iets mis gegaan in de communicatie tussen Roosendaal en Utrecht. Ging men misschien uit van een dubbele grootte en is dat op het laatste nippertje in die crisisjaren niet doorgegaan?
 
 
In 1933 of 1934 werd het hele Stationsplein onderhanden genomen op kosten van de gemeente. Uit ansichtkaarten is de nieuwe situatie vaak moeilijk te zien, vandaar dat we onze toevlucht nemen tot een verticale foto vanuit de lucht in 1937. Nadat deze in de tekening met de situatie uit 1933 is geprojecteerd, komt de nieuwe situatie duidelijk naar voren. Een toelichting is haast overbodig.
De zware steunberen met hekwerk als ingangen naar het goederenemplacement en naar de elektriciteitscentrale waren verplaatst. De fietsenstalling stond op het voorplein bij de uitgang. Ernaast lagen zes standplaatsen voor autobussen. Hoewel dat in het oorspronkelijke plan niet in de bedoeling had gelegen, was de sigarenkiosk verdwenen. Kennelijk hielden de Gebroeders Van Wely het in 1933 voor gezien, misschien ook vanwege de economische crisis en de tegenvallende inkomsten. Een verplaatsing van de kiosk (en restauratie) op hun kosten was niet meer lonend.
 
 
Gezicht vanaf de Spoorstraat op het Stationsplein, circa 1935. De taxi's staan op hun plaats, pal tegen de gevel van het stationsgebouw met de erachter gelegen gang en wachtkamers.
 
 
Gezicht vanaf het kantoorgebouw van Van Gend & Loos op het Stationsplein, 1939. De plantsoenen liggen er keurig netjes verzorgd bij.
 
 
Gezicht vanaf de Dr. Lemmensstraat op het Stationsplein, 1941. Rechts ligt de fietsenstalling. Op het bordje op het paaltje rechts staat de tekst: ´SS, EIGEN TERREIN´. Opvallend is het geheel afwezig zijn van taxi's en enig ander verkeer.
 
 
De herinrichting van het Stationsplein gebeurde naar het ontwerp van de tuin- en landschapsarchitect Dr. Ir. J.T.P. Bijhouwer, een goede vriend van Claudius Prinsen. Hij was in 1932 benoemd tot de nieuwe burgemeester van de gemeente Roosendaal en Nispen. Bijhouwer was volgens het Polytechnisch Tijdschrift uit 1949 'een van de weinige tuin- en landschapsarchitecten van deze tijd met een open oog voor stedenbouwkundige problemen.'
Gerrie Andela besteedt in haar boek uit 2011: J.T.P. Bijhouwer, grensverleggend tuin- en landschapsarchitect (1898-1974), aandacht aan de herinrichting van het Roosendaalse Stationsplein. Toch is niet alles conform het ontwerp van Bijhouwer uitgevoerd. Ook zat er een enorme fout in de tekening. De elektriciteitscentrale met directe omgeving stond veel te ver naar het oosten getekend, zodat er als het ware ruimte werd geschapen voor een groot plantsoen, dat er niet kon komen. Maar in de crisisjaren kon de gemeente wel een meevaller gebruiken. Toch bleef de strekking van het ontwerp overeind, alleen niet met het autobusstation en de sigarenkiosk.
 
 
Uit: Gerrie Andela, J.T.P. Bijhouwer, grensverleggend tuin- en landschapsarchitect (1898-1974), blz. 39, met aantekeningen van auteur dezes, zie ook blz. 158-163 van: Roosendaal, een spoorwegknooppunt als 's lands voorportaal in het zuiden, 1854-1996.

Burgemeester Prinsen was ook de drijvende kracht achter de herinrichting van het Stationsplein. Gesteund door zijn wethouders liet hij zowel architect G.L. van Straaten van Bureau Schaap als Bijhouwer een ontwerp maken ter verruiming en verfraaiing van het plein en om de verbinding met het centrum te verbeteren. De uitvoering zou weer in werkverschaffing moeten plaatsvinden. B&W gaven de voorkeur aan Bijhouwers plan (1933). Dat was ‘eenvoudig, logisch en zonder pretenties en daarom goed.’
Wellicht droeg de tekenwijze aan dit oordeel bij, want in het vogelvluchtperspectief waren de gebouwen, gazons, kiosken, bomen en ook de auto’s slechts als contour weergegeven. Een opengewerkte versie liet hij achterwege. Wilde hij zo het zakelijke karakter van het plan benadrukken of was het slechts een kwestie van tijdgebrek? (...)
Bijhouwer streefde niet naar een representatief plein maar naar een efficiënt ingerichte ruimte met een heldere routing van en naar het station, begeleid door bestaande bebouwing dan wel een nieuw plantsoen. Wat er lag was een ongedefinieerd plein dat voornamelijk uit een wegvliedend vlak van klinkerbestrating bestond. Komend vanuit Stationsstraat projecteerde hij een rijroute naar zowel de Brugstraat als de Spoorstraat. Voor het station langs liep een tweede weg die eveneens naar deze straten afboog. Een driehoekig plantsoentje liet hier het gewenste zicht vrij op de eerste gebouwen van de Spoorstraat waar zich enkele hotels bevonden en omgekeerd kwam de stationsingang goed in beeld.
In het noordelijk  plantsoendeel kwam een opstelstrook voor autobussen, gedeeltelijk aan het zicht onttrokken door bomenrijen [Deze opstelstrook met bomen is geheel vervallen, wellicht om practische redenen, want autobussen kunnen beter naast elkaar staan in plaats achter elkaar, dit om een snel vertrek mogelijk te maken, MB]. Een recht wandelpad maakte een korte doorsteek mogelijk. [Dit is niet aangelegd, vanwege een gebrek aan ruimte door de situering van de elektriciteitscentrale, MB].
De inrichting van de plantsoenen was sober. Bomenrijen en beplantingsstroken met onder andere witte paardekastanjes, Italiaanse populieren, rode meidoorns, vlier, sneeuwbal en dwergmispels begeleidden het tracé van de wegen. Enkele afzonderlijke bomen accentueerden een hoek of kruising. Onderhouds-intensieve sierborders ontbraken. Met het oog op de financiering in het kader van de werkverschaffing werd ook de uitvoering van dit ontwerp snel en zonder ingrijpende veranderingen [Dit is absoluut niet juist, MB] ter hand genomen.
De nieuwe entree van de stad zou slechts enkele jaren bestaan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte het station zwaar beschadigd. Vanwege de veranderde verkeerseisen en de plaatsing van een herdenkingsteken [Dit laatste is absoluut niet juist, want het ging om gewijzigde inzichten voor wat betreft het stationsgebouw als toegangspoort tot de stad en de bouw van een fietsenstalling kort bij de in- en uitgang van het stationsgebouw, MB] werd bij het herstel van het gebouw na de bevrijding ook het voorterrein onder handen genomen. In de nieuwe opzet bleven slechts enkele bomen [Dit is niet juist, er bleef geen enkele boom gespaard, MB] gehandhaafd. .
 
 
Voor meer informatie:
Marius Broos, Roosendaal, een spoorwegknooppunt als 's lands voorportaal in het zuiden, 1854-1996 ('s-Hertogenbosch 2004)